Onder de term “nest en rustplaats” vallen holen en nesten en andere locaties die voor bepaalde perioden in het jaar een bestendig gebruik kennen (zie ook ‘voortplantingsplaatsen en rustplaatsen’).
Hiertoe behoren ook holen en andere locaties die jaar in jaar uit voor een deel van het jaar in gebruik zijn en waarvoor in de nabije omgeving geen natuurlijke en duurzame alternatieven bestaan. Dit zijn plekken die van belang zijn voor het goed functioneren van een bepaalde individu/groep.
Een plaats waarvan de individuen van een soort slechts kortstondig en tijdelijk gebruik maken wordt niet beschouwd als een nestplaats, voortplantingsplaats of rustplaats. In de context van de Guidance document kan voor vogelsoorten die in een groter gebied activiteiten ontplooien, de definitie van rustplaats beperkt worden tot een plaats die duidelijk is afgebakend.
Bijvoorbeeld: de nestkast van een steenuil kan buiten het broedseizoen gezien worden als een rustplaats. En niet een tak in een boom waar de steenuil af en toe eens op zit.
Het begrip nest en het begrip voortplantingsplaats of rustplaats hebben dezelfde dekking.